Ik zei dat ik zou vertellen over depressief zijn, dus bij
deze doe ik dat ook. Het kostte me moeite om hierover te beginnen en ik ben nog
steeds wat bang dat ik er spijt van zal hebben, maar ik ergens heb ik het gevoel
dat ik het moet doen.
Mensen denken vaak dat als iemand depressief is, je dat aan
die persoon kan zien. Dat is niet altijd het geval. Depressie uit zich niet
altijd in verdriet, onophoudend huilen, jezelf niet meer verzorgen, … Al kan
dat natuurlijk ook. Bij mij zag je het niet. Ik kleedde me goed, hield me er zelfs
meer mee bezig dan anders en verzorgde mezelf. Kleine kanttekening is wel dat ik
niet voldoende sliep. Ook dat is natuurlijk jezelf verzorgen. Ik ging al een
hele tijd naar een therapeut, maar had niet het gevoel echt vooruitgang te boeken.
Het was mijn eigen keuze, ik voelde namelijk dat er iets niet goed zat. De
vinger op de wonde leggen, lukte me niet. Toen het woord depressie viel en in
één adem daarbij medicatie, ben ik onophoudelijk beginnen huilen. Dat was het
allermoeilijkste moment. Ik had gefaald. Voor iemand die perfectionistisch is
en veeleisend voor zichzelf denk ik niet dat er iets erger kon gebeuren dan
dat. Ik lichtte mijn familie en enkele vrienden in en ieder van hen overtuigde me dat ik het niet mocht zien als falen. Toch bleef dat door mijn hoofd gaan.
Een week heb ik iedere dag gehuild, me als een bolletje opgerold en gehoopt dat
het vanzelf zou over gaan. Ik besefte echter ook wel dat het zo niet verder
kon, dat ik meer hulp nodig had en dat mijn therapeut het beste met me voorhad.
Ik nam het eerste pilletje. Veel effect voelde ik niet. Bijwerkingen, die wel.
Na een tijdje gaan die over, de meeste toch. Mijn gevoelens werden afgezwakt.
Het ene moment was ik daar blij om, het andere moment niet. Ik voelde dat ik
minder empathie kon tonen en soms had ik echt een knoop in mijn maag. Op zo’n
moment wilde ik huilen, maar lukte het me niet.
Mensen praten plots met je over je emoties en issues. Ook al
deed je dat ervoor niet. Ik wist niet wat zeggen en nu nog steeds niet. Ze
trokken en sleurden uiteindelijk dingen uit mij, waarvoor ik hen dankbaar ben.
Ik leerde wie er echt voor me was en wie niet. Al onderschat ik niet dat het voor
hen zwaar moet zijn geweest. Het meest aangename gezelschap was ik niet en nu
nog steeds niet altijd.
Voor het woord depressie viel, voelde ik dat het niet goed
met me ging. Ik was lusteloos en voelde me als het ware dood vanbinnen. Ik zat
in de zetel, maar had niet de energie noch de zin om televisie te kijken of een
boek te lezen. Mijn concentratievermogen was namelijk nihil en ik werd
zenuwachtig van mijn eigen heen en weer flitsende gedachten. Ik telde af tot ik
kon gaan slapen en hoopte dat mijn slaap zo lang mogelijk duurde. Ik sliep
veel, heel veel soms en toch was ik doodop als ik wakker werd. Een nieuwe dag…
Wat keek ik er tegen op. Dus sliep ik minder en zocht ik afleiding, soms op foute
manieren. Ik maakte afspraken met vriendinnen, maar hoe dichter die afspraken
kwamen, hoe meer ik begon te zoeken naar een goed excuus om af te bellen. Vlak
voor ik ze dan zag, belde ik af. Ik wilde niet gaan. De sporadische keren dat
ik wel ging, vond ik het altijd leuk en was ik blij dat ik was geweest. De drempel
om te gaan was gewoon te groot waardoor ik het de keer daarna toch weer niet
deed.
Schaamte. Wat een overheersend gevoel was dat toch. Schaamte,
want ik had gefaald in het leven zelf. Schaamte, want ik had niet het recht om
ongelukkig te zijn. Schaamte, want ik had een label. Ik heb een label, voor de rest
van mijn leven. Uiteindelijk ben ik het anders gaan bekijken, maar dat heeft me
maanden gekost. Ik schaam me niet meer, althans niet altijd. Ik weet dat ik
niet heb gefaald, integendeel zelfs. Misschien ben ik te lang sterk geweest en
was dit het gevolg. Misschien had ik dit echt nodig om daarna beter te weten
wat ik echt wilde. Het label neem ik er dan wel bij. Ik ben mensen tegengekomen
die veroordelend zijn. Ik herinner me levendig de nacht dat ik naast iemand sliep
die boos op me was. Uiteindelijk huilde ik, waarop hij schertsend zei: “Ben je
depressief of wat?” Ik lachte toen. Hij wist namelijk niet dat ik herstellende
was van een depressie en ik vond zijn opmerking om die reden ironisch genoeg
grappig. Het veroordelende droop ervan af.
Hoe herstel je nu van een depressie? Ik was in therapie,
schuimde het internet af, las van die zelfhulpboeken enzovoort. Niets hielp
echt. Ik maakte vooruitgang, maar voor mij ging die vooruitgang te traag. Uiteindelijk
las ik het boek van Nasrien Cnops, “Ik tegen de rest”. Hoe herkenbaar, elk stuk dat erin beschreven staat. Plots kon ik omarmen wat ik daarvoor niet kon.
Ik had een depressie en was herstellende. Ik had een depressie, maar ik was
niet alleen. Ik had een depressie en ik had het recht om er één te hebben. Dat
boek heeft om die reden heel veel voor me gedaan. Ik heb het ook laten lezen
door anderen, in de hoop dat ze zo beter begrepen wat ik doormaakte. Zij schreef
namelijk wat ik voelde, maar niet kon beschrijven. Het aanvaarden van wat was,
was voor mij de eerste echte stap die ik zette naar herstel.
Daarna… Volgde elk klein stapje zich vanzelf op. Iedereen
herstelt anders en op een eigen tempo. Er is geen recept, geen ideale manier
die werkt voor iedereen. Ik ben wel een aantal keer een paar stappen achteruitgegaan,
maar ik wist ergens dat ik er ook wel weer naar voor zou zetten. Op momenten
dat ik dat niet meer geloofde, babbelde ik er met iemand over en dat hielp.
Hulp zoeken bij iemand professioneel en bij iemand die dicht bij jou staat, is
wel nodig.
Ik voel niet langer altijd schaamte. Die voel ik enkel nog
als iemand me veroordeelt. Nu voel ik soms trots. Herstellen van een depressie
is moeilijk en vergt veel van je. Dan ben ik trots op mezelf. Ik heb gevochten.
In een notendop is dit mijn depressie. Ik zou er volledige pagina’s
over kunnen schrijven, maar zo’n groot stuk tekst is niet al te aantrekkelijk. Beetje
bij beetje komt het er wel uit.
Liefs
Ik.